Hoe was je weekendwip? (Deel 18)

Voor de zoveelste keer pakt Shirley haar mobieltje van de salontafel en kijkt naar het schermpje. Ze aarzelt. Zal ze het doen of niet? Maar waarschijnlijk denkt hij, dat ze alleen maar kwade bedoelingen heeft. Of wil vragen of hij al geld gestort heeft op de spaarrekening die zij geopend heeft voor zijn dochter. Hij zal haar vast niet geloven, als ze zegt, geen kwaad meer in de zin te hebben, dat ze spijt heeft van haar chantagepraktijken, en dat ze het zo erg vindt dat door al zijn leugens en door haar reactie daarop hun mooie romance een snelle dood is gestorven.

Klein klein kleuterje is dood

Als je ooit eens een toespraak gehouden hebt, of presentatie hebt gedaan, dan weet je het; de attentiespan van de gemiddelde mens die actief naar iets luistert, is maximaal 15 minuten. Nu volgens mij is dat al lang achterhaald en zijn het maar luttele seconden meer. Als het niet als schokkend genoeg ervaren wordt, is men over het algemeen snel de aandacht kwijt.

De schurken hebben verloren

‘Al snel lag er op de weg, waar het Duitse regiment had gestaan, alleen nog maar stof.’ Dit is de laatste zin van de roman ‘Storm in juni’ van de schrijfster Irène Némirovsky. Zij was in 1903 uit Joodse ouders geboren in Kiev, Oekraïne (toen deel van het Russische Tsarenrijk) en vluchtte in 1917 met haar familie via Finland en Zweden naar Parijs, waar ze zich in 1919 vestigden. Irène studeerde literatuurwetenschappen aan de Sorbonne. In 1926 trouwde ze met Michel Epstein; ze kregen twee dochters: Denise (1929) en Élisabeth (1937). In 1942 overleed Irène aan tyfus. Op 17 augustus. In Auschwitz. Haar man werd later ook opgepakt en op 6 november in hetzelfde kamp direct bij aankomst vergast.

Staar

‘Geweren’, beantwoordt de haringman mijn onuitgesproken vraag, ‘hij jaagt.’
De man voor mij, die op een grote zak met broodjes stond te wachten droeg een langwerpige zwarte rugzak. Ik kon niet opmaken welk instrument hij met zich meedroeg.
‘En hij is oogarts’, voegt zijn vrouw eraan toe.