Er werd gebeld. Ik deed open. Het was Spicht. We hadden haar wel verwacht, maar toch ook weer niet. We staarden haar zwijgend aan. Het was een rare situatie. Ze was de enige verbinding naar het drama dat toch weer niet zo’n drama bleek te zijn.
‘Hallo,’ zei Spicht. Ze was zenuwachtig. Ze had ingebroken in ons huis. Maar ze had ook de camera afgegeven. Het bleef een vreemde situatie.
‘Dag,’ zei ik. ‘Kom er dan maar even in.’
‘Dank je wel,’ zei ze.
Ze kwam de kamer in. Connie deed de tv uit. Het was een signaal. Alles concentreerde zich op Jenny van Dam. Dat vond ze niet prettig. Maar ze had er zelf voor gekozen door hier te komen.
‘Wil je iets drinken?’ vroeg Connie. Ze blijft een perfecte gastvrouw.
‘Nee,’ zei Spicht. Ze was echt zenuwachtig. Het is ook niet niks, inbreken, naspeuringen doen en dan helemaal naar Limburg reizen voor zo’n stomme camera. Waarom had ze dat ding niet gewoon gehouden? Waarom had ze eigenlijk ingebroken?
‘Ga zitten,’ zei ik. Ik keek haar aandachtig aan. Er stormden opeens tientallen vragen door mijn hoofd. Niet dat ik er al niet met Connie over had gepraat. Maar met de aanwezigheid van Spicht zat er opeens lijn in. En er ontstonden weer nieuwe vragen.
‘Zit je in een hotel of heb je hier kennissen?’ vroeg Connie vriendelijk.
‘Een hotel,’ zei Spicht.
Ik keek haar bevreemd aan. Dat moest geld kosten. Dat deed ze niet om zomaar een camera terug te brengen. Er moest meer zijn.
‘Dure grap,’ zei Connie. Ze glimlachte. ‘En dat om een camera te brengen?’
Ze probeerde vriendelijk Spicht naar de kern van de zaak te brengen. Maar het dametje reageerde niet. Ze keek om zich heen. Verdomd, ze herstelde zich. Er was iets, ze moest iets, en de camera was de aanleiding. Ze was zich aan het voorbereiden.
‘t Is een beetje raar allemaal,’ begon Spicht. Ze keek door het raam naar buiten. ‘Mooie omgeving hier. Ik heb gisteren een eind rondgewandeld. Prachtig. Ik zou hier zelf wel willen wonen.’
‘Het is ook mooi,’ gaf Connie toe. ‘We kwamen hier veel te weinig.’
‘En er moet nog zoveel gebeuren,’ voegde ik eraan toe. Het was nu net of Spicht een kennis op visite was en dat we gezellig over koetjes en kalfjes babbelden. Maar dat was niet zo.
‘Ik liep bij het hotel tussen die weilanden die zo omlaag gaan,’ zei Spicht nadenkend, ‘en toen wilde ik eigenlijk dat ik daar woonde. Dat ik niet meer in de stad zat. Er ver vandaan was.’
‘Wat is er dan?’ vroeg Connie. Ze probeerde opnieuw tot de kern van de zaak door te dringen. Maar Spicht was Spicht. Die ging haar eigen gang. We moesten gewoon geduld hebben.
‘En toen dacht ik aan het moment dat ik besloot bij jullie naar binnen te gaan,’ knikte Spicht. Er was nu iets hards in haar gezicht. Ze keek van Connie naar mij en weer terug.
‘Ik weet dat het niet zo fatsoenlijk is,’ dat je dat niet doet, maar ik heb het toch gedaan.’
We keken haar aan. Wat bedoelde ze nou. Wat wilde ze nou zeggen?
‘En toen vond ik dat reçu,’ knikte ze. ‘Daar had ik ook van moeten afblijven. Je bent in een ander z’n huis. Maar het was ook zo raar. Ik wist dat jullie er nooit meer zouden terugkomen. Dat het huis verkocht zou worden. Dat er iets heel raars aan de hand was.’
Ze keek mij nu peinzend aan. Haar blik gleed naar Connie. ‘Dat heb ik nog nooit van gehoord dat mensen weg vluchten en alles zo maar achterlaten. Maar tegelijkertijd begreep ik het ook wel. En daarom heb ik dat reçu gepakt. Ik dacht, kom, ik zal eens voor die mensen naar de post gaan.’
Ze glimlachte. ‘Ik vond het iets wonderbaarlijks, dat jullie er helemaal niet meer waren. Dat zou ik eigenlijk ook moeten doen.’
‘Hoezo?’ vroeg Connie.
Maar Spicht ging er niet op in. Ze was nu net Willem. Helemaal in zichzelf verzonken. Bezig na te denken wat er moest gebeuren. Ze was een verhaal aan het vertellen op haar eigen manier. We moesten maar geduld hebben.
‘Ik zocht ook naar informatie waar jullie zaten,’ haalde ze haar schouders op. ‘Maar dat vond ik niet.’
We keken haar nieuwsgierig aan. ‘Dat kind was detectiefje aan het spelen geweest.’
‘Heb je verteld dat we hier zitten?’ vroeg Connie zakelijk.
‘Nee! Natuurlijk niet!’ zei Spicht. Er klonk verontwaardiging in haar stem.
‘Gelukkig,’ liet Connie zich ontvallen. Ze ontspande zich.
Ik ontspande me ook.
‘Maar eerst ben ik dus naar de post geweest. Ik kreeg dat pakje zo mee. Dat ging heel gemakkelijk.’
Connie knikte.
Ik staarde Spicht aan. Ze had best een boeiend gezicht. Er zat iets hards in, maar ook iets zacht. Het was nu duidelijk zichtbaar. Het was een gecompliceerde vrouw. Ze had veel meegemaakt. Er was kennelijk nog iets gebeurd. Dat wilde ze nu kwijt en daar moesten wij het geduld maar voor opbrengen.
‘En toen heb ik de camera meegenomen naar ’t Hoekje,’ vertelde Spicht.
Categorieën: Hokusai bon
0 reacties