Ik zit in de trein, met mijn laptopje op schoot, een beetje te tikken aan een stukje. Tegenover me zijn een man en zijn zoontje gaan zitten. De jongen zal een jaar of tien zijn, schat ik zo in. Hij propt om de twintig seconden een winegum in zijn mond en speelt mp3’tjes af op de mobiele telefoon van pa. Op de luidsprekerstand, dus iedereen kan meegenieten. Ma heeft zich als een zak aardappelen op een stoel aan de andere kant van het gangpad laten neervallen – geen idee waarom, want de raamplaats naast me is nog vrij. Ze heeft net tegen zoonlief gemompeld dat niet alle mensen deze muziek mooi vinden, maar het ettertje laat zich daar niets aan gelegen liggen. Pa doet alsof het hem allemaal niet aangaat en staart zuur voor zich uit.