Verloren ogen

Dit zijn mijn ogen niet. Ik ben mijn ogen kwijt. Al anderhalve week.
Weg zijn ze. Weg.

Als ik in de spiegel kijk zie ik de ogen van een vreemde. Dit zijn mijn ogen niet. Nee, mijn ogen zijn verdwenen. En wie die vrouw is die mij aanstaart met die koele vermoeide blik ontgaat mij. Ik weet niet meer hoe het zit, maar deze ogen en deze vrouw zijn mij vreemd.

Lang leve de klusjesman

Als ik het in mijn kennissenkring goed beluister, heeft bijna elke zichzelf respecterende onafhankelijke vrouw tegenwoordig haar eigen klusjesman. De meeste verhalen over klussende vreemdelingen zijn, op een enkele na, positief. Zo circuleren er opgetogen verhalen over Polen, die zich voor 10 euro in het zweet werken en het hele huis opknappen. Nou, daar heb ik wel oren naar.

De ijshut

In het onherbergzame heuvelgebied ligt de ijshut op de hoogste heuveltop. Er is niemand die in deze gure en ontoegankelijke heuvels wil wonen.
Behalve het kind.
Het kind woont in de ijshut. Helemaal alleen.

Ranzig

Met een welluidende stem laat de oudere, gebruinde heer in de trein voortdurend van zich horen. In zijn jonge jaren moet hij een mooie man geweest zijn schat ik. Iemand die wist dat hij mooi was. Maar zijn rimpels en rooddooraderde ogen tonen het verval onder zijn goedverzorgde uiterlijk. En ondanks of juist door zijn superverzorgde uiterlijk en kleding, druipt de ranzigheid van hem af. Het spreekt uit zijn ogen, de manier van kijken en praten.