“Zo. Dat was het dan voor vandaag. De zaak is weer een beetje toonbaar. Morgen ruim ik de rest wel op.” Ik was bekaf. Ik had het nog nooit zo druk gehad. Het leek wel alsof een wervelwind door mijn winkel was getrokken. Winkel is overigens een groot woord voor het halletje met golfplaten dak, waar ik een paar marktkraampjes had geplaatst waarop ik partijen koopwaar kon uitstallen.
Wat was vandaag een bijzondere dag. En wat was zijn toespraak onbeschrijfelijk mooi. Wat een warmte en betrokkenheid klinken er door de woorden van deze man. Ze echoden nog na in mijn hoofd. En dan was er natuurlijk het moment dat ik mijn vraag mocht stellen. Ten overstaan van tienduizenden mensen. Maar ik merkte hun aanwezigheid niet. Het enige wat ik op dat moment voelde was mijn verbondenheid met hem. En toen hij antwoordde, sprak hij ook werkelijk met mij. De grote partij biografieën die ik had ingeslagen was geheel uitverkocht.

Ik liep naar buiten het marktplein op en werd meteen overvallen door de dompige klamheid van de tropische avond. Het was nog druk op het plein en je kon de intensiteit van de hete dag en de bevlogen menigte tijdens de toespraak nog goed voelen. Het plein gonsde. Het warme gele zonlicht waarin het plein overdag baadde had plaats gemaakt voor de kille zilverachtige fotonregen van de felle witte lampen. Het was alsof de maan op zonkracht scheen en het gaf het plein een wat surrealistische aanblik.

Ik liep naar mijn vrienden en nam plaats op een geïmproviseerd bankje achter een marktkraam. Mijn beste vriend Abi kwam naast mij zitten. “Wat een dag was vandaag, he?” Ik knikte vermoeid. Abi haalde de biografie tevoorschijn, hij had mijn laatste exemplaar gekocht. “Vreemd,” had ik toen gedacht, “Ik heb Abi nog nooit zien lezen.” “Eens zal ik dit boek door hem laten signeren,” zei Abi. Ik lachte. Dat was typisch Abi. Met bekende mensen samen op de foto, dat vond Abi geweldig. Meer dan eens als wij samen op stap waren kwam Abi opgewonden naar mij toe: “Hee, daar loopt die en die, kun je even een foto van ons maken?”

Ik zat op het bankje en liet de dag eens even rustig aan mijn geestesoog passeren. Ik kwam eindelijk een beetje tot rust. “Poe, wat ben ik moe. Ik zou hier ter plekke zo in slaap kunnen vallen.” Het was een vaardigheid, of misschien wel een gave, die ik al van jongsaf heb gehad; even lekker tot mezelf komen en mij volledig van de buitenwereld afsluiten. Een powernap heet dat tegenwoordig, geloof ik. Ik voelde de bedrijvigheid om mij langzaam wegsterven en betrad de diepten van mijn privewereld.

Ik werd met een schok wakker. Het plein was nu bijna verlaten. “Hoe lang heb ik geslapen?” Ik zag Abi druk met een fototoestel, mijn toestel zo te zien, in de weer en hij gebaarde met zwaaiende armen naar mij. Ik keek naast me. En daar zat hij. Het eerste wat mij opviel waren zijn grijze krulletjes. “Korreltjeshaar,” dacht ik. Hij droeg onopvallende kaki slacks en een stoffen jack. Hij oogde op zijn gemak. Alsof hij hier dagelijks op de markt zijn inkopen kwam doen. Zijn vrouw zat naast hem, een struise zwarte vrouw met grote kont in een kleurige jurk. Haar pretoogjes verraadden een grote dosis humor en ik kon mij haar goed voorstellen, anekdotes vertellend terwijl zij tijdens een familiebijeenkomst de borden nog eens volschepte.

“Schuif een beetje op, naar rechts,” wenkte Abi mij opgewonden. Ik moet bekennen dat ik zijn opwinding nu ook deelde. “Met hem wil ik ook wel op de foto.” bedacht ik mij. Ik stelde mij schuchter voor:”Ik ben degene die u vanmiddag die vraag heeft gesteld, vind u het goed als mijn vriend een foto van ons maakt?”

In plaats van dichterbij te komen liep Abi juist naar achteren. “Neen, Abi, kom nu dichterbij. Hoe kun je van die afstand en met al deze mensen tussen jou en ons in een goede foto maken?” dacht ik. “Abi, dat gaat niet lukken zo, kom gewoon hier en make een close upje.” schreeuwde ik. Maar Abi hoorde mij niet. Hij overhandigde mijn camera nu aan een of andere onbekende jongen en liep naar ons toe. De jongen leek aanstalten te maken om er met mijn camera vandoor te gaan, dus vloog op hem af. “Het zal me toch niet gebeuren dat ik alle foto’s die ik vanmiddag heb genomen kwijt raak!” Gelukkig had ik het bij het verkeerde eind en wachtte de jongen rustig op mij. Hij reikte mij aarzelend mijn camera aan en ik denk dat hij werkelijk niet heeft begrepen wat nu precies de bedoeling van Abi was. Ik ook niet eerlijk gezegd.

Toen ik weer terug bij ons bankje was zag ik dat hij en zijn vrouw waren opgestaan en van het plein liepen. Op de een of andere manier kreeg ik het gevoel dat ze niet zonder reden naast mij op het bankje waren gaan zitten. Het was alsof ik voelde dat hij mij iets wilde vertellen, of laten zien. “Ik kan hun niet zomaar kon laten lopen,” dacht ik, dus ik ging achter hen aan. Nou, ik moet zeggen, de oude man had er stevig de pas in. Met enige inspanning haalde ik hen bij toen ze op een van de bredere wegen liepen. Ik liep nu met hen op en ik had werkelijk geen idee welke bestemming zij hadden, maar zijn vastberaden tred deed mij vermoeden dat hij dit wel had.

We spoedden ons verder door de stad. De stad, waarvan het leek alsof er vannacht een grote schoonmaak werd gehouden. Op de trottoirs waren de kooplui bezig met het opruimen van hun overkochte prullaria. De straten werden geveegd en de vuilnis werd opgehaald in eenvoudige open wagens. Het was een goed gecoördineerd spel, waarin alle spelers hun rol mechanisch maar gedreven uitvoerden. Welke tropische stad kende zo’n discipline?

En achter iedere zijstraat school een groot plein. Vol met mensen. En zelfs al zou je van het bestaan van die drukke pleinen niet weten, je kon hun aanwezigheid voelen. Horen. Een geruis dat zich gedragen door de hoge nachttemperatuur in alle richtingen verspreidde. Het dompelde de stad onder in een deken van geluid. Iedere tropische stad kent de nachtelijke anarchie van deze geluidenpotpourri.

Het leek alsof wij steeds harder gingen lopen. Met zo’n gejaagde pas alsof je een trein probeert te halen. “Hebben wij een afspraak, of zo?” vroeg ik mij af. Het was ook bijzonder dat ik met deze grote man op liep in mijn eigen stad en dat hij mij leidde naar plaatsen waar ik geen benul van had. En bovendien dat het kennelijk de gewoonste zaak van de wereld was, dat ik überhaupt met deze man een nachtelijke wandeling aan het maken was. Een man, die ik tot vandaag slechts op televisie en in boeken heb gezien. Een man waarnaar duizenden straten, pleinen, theaters of noem maar op, zijn vernoemd.

We sloegen nu linksaf en bij maakte mij duidelijk dat we nu een gevaarlijk gebied ingingen. “Hoe weet hij dat?” dacht ik nog. We liepen een plein op. Het was er vol met zieke mensen. En bijna evenveel zwarte militairen, in camouflagepak met paarse baret. Het leek wel een concentratiekamp. Of een leprakolonie. De lucht vulde zich met gejammer en gekerm. Met ferme stap liepen zij schijnbaar onaangedaan door. Ik was zeker niet onaangedaan maar liep strak met hen mee.

We waren bijna het plein over toen iemand in een versleten camouflagepak zich aan mij vastklampte. Armen werden stevig om mijn borst geklemd en een hoofd begroef zich tussen mijn schouderbladen. Ik kon mij met moeite losrukken. Mijn rug voelde nat en warm, ik denk van tranen. Een lichte paniek maakte zich van mij meester:”Hij zal toch geen AIDS hebben?”

Toen zag ik dat hij zich over het camouflagepak had ontfermd. Hij omhelsde hem innig en het camouflagepak begon zichtbaar te snikken, steeds heviger begon het te schudden. “Moenie worrie nie. Dis reg, ek is nu bij jou.”

Van enige haast was nu absoluut geen sprake meer. Ik voelde zijn liefde en kracht stromen. En ik voelde de absolute toewijding.

Mandela is een groot leider.


Chris

Chris den Daas

8 reacties

Saya_Surya · 7 juni 2011 op 18:27

Wauw!

Mup · 7 juni 2011 op 20:31

Idem! :wave:

groet Mup

lisa-marie · 7 juni 2011 op 21:50

het was heel voelbaar :wave:

arta · 9 juni 2011 op 08:46

Mooi geschreven, Chris, het had wat compacter en zorgvuldiger (kleine foutjes) gekund, maar de intentie is prachtig.

Chris · 9 juni 2011 op 09:10

Hoi Arta,

Bedankt voor je reactie. Welke foutjes heb jij gezien?

gr,

Chris

sylvia1 · 9 juni 2011 op 09:29

Ik heb ’t vaker, dat ik even moet omschakelen om een verhaal tussen columns te lezen. Verhalen als deze hebben een ander ritme, zijn gedetailleerder, vragen om een ander leesgedrag, zijn niet gevat of scherp.
Ik vind het een prachtige omgeving voor een verhaal en de ontmoeting met Mandele een indrukwekkend onderwerp.

Chris · 9 juni 2011 op 09:46

Interessante comment. Aangezien ik ook die andere (gevatte) columns schrijf, is met name het ritme iets waar ik mee speel. Zo van, hee, een extra zin ertussen , hee een hele alinea weghalen, etc etc. Allemaal als een prelude en oefening voor een veel langer stuk.

Fem · 10 juni 2011 op 06:37

Bijzonder stuk Chris!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder