Brief aan Emile Roemer

Geachte heer Roemer,

Mijn brief kan deze week aan nie­mand anders gericht zijn dan u. Sinds een week bent u immers de man van 32 (virtuele) zetels. Dat zijn er zeven meer dan Jan Mar­i­jnis­sen er op zijn hoogtepunt behaalde. U en uw par­tij kwa­men boven­dien nadrukke­lijk in het nieuws door­dat Wilders u een pro-Europese par­tij noemde. Grap­pig he? Bent u ein­delijk de groot­ste, weet nog nie­mand wat u nou wilt.

Abracadabra

Beha’s, gék word ik ervan. Te groot. Te klein. Te knellend. Te lubberend. Ik koop altijd de verkeerde. En om alles zomaar te laten hangen is ook geen optie, want wie wil er nu tegen een trillende en lillende voorgevel aankijken?

Exodus

“Kom op, rennen!”
“Alleen als je belooft geen lawaai te maken. Het is half drie ’s nachts.” In Marie’s oude pyjama sluipren ik achter Bram aan door de ijskoude nacht, waarin elk minimaal geluid maximaal lijkt te worden weergegeven. Op elke straathoek staat hij even stil, blaast een paar vrieswolken en rent dan in vol tempo door.
“Heb je alles?” hoor ik hem fluisteren. “De sleutel? Het gereedschap?”