Zware Brandaris

Hij start niet eens meer, zolang is het geleden dat ik erop heb gereden. En dat uitgerekend op een prachtige herfstdag, een dag waarop niets anders denkbaar is dan motorrijden. Het gekriebel houdt aan, de accu is snel opgeladen en voor ik me bedenk hijs ik me in mijn met keflar versterkte spijkerbroek. Snel veeg ik nog wat groenige schimmels van mijn leren jack. De Moto Guzzi komt niezend aan de pruttel en de eerste keer dat ik rem maken de remmen een schurend geluid en poetsen vliegroest van de schijven.

Gust

De wielen van de Solex-brommer knarsen in de verse sneeuw wanneer de man, Gustaaf, Gust, behendig onze kleine boerderij opdraait. Vader en moeder zijn al present en verwelkomen de stoere veertiger, vragen hoe het was op de baan en nodigen hem uit een warme tas koffie te drenken maar dat is niet nodig. Er is zelfs geen tijd voor een sigaretje.

Spinrag

Boris spant zijn rag van waslijn naar schuur.
Hij hangt loom maar waakzaam in zijn huis, wacht op prooi.
Ik kijk naar spin Boris, ik wacht op daadkracht van zijn kant. Na wat tijd toont hij mij zijn vangkunst.

Ontspan!

Ik denk teveel. Vooral nu ik naar dit lege scherm zit te staren, razen de gedachten door mijn hoofd. De rest van mijn lichaam voelt als een soort springveer. Wanhopig probeer ik om kris, kras tussen al mijn ideeën door, er één zinnige te ontdekken. Een creatie uit deze chaos is godsonmogelijk. Zo’n soort crisis kan uren duren, dagen verpesten.

Harrie

Harrie is gewond. Een grote winkelhaak in wat vroeger zijn balzak was. De dierenarts wroet met alle macht tussen zijn zwarte vacht en laat me de rode wond zien. Ik krimp ineen en houdt mijn arme kater stevig vast. Die ligt op zijn rug en probeert met z’n scherpe nagels uit dit horrorscenario los te komen. Au! roepen dier en mens tegelijk.