Met lood in de schoenen stapte hij in zijn auto. Nou ja, de auto van zijn vriendin. Een blauwe Suzuki, type Boodschappenwagen annex Koekblik. Hij zag op tegen het gesprek dat hij straks zou gaan hebben. Zijn ogen lagen diep in de kassen en waren roodomlijnd. Hij had vannacht weer bijna geen oog dicht gedaan. Op de automatische piloot stak hij de sleutel in het contact en draaide hem een kwartslag naar links. [i]Emiel Reys was nummer zes uit een nest van acht. Geboren in Echt in midden-Limburg, daar waar Nederland letterlijk op zijn smalst is, op tien minuten fietsen van België en een klein kwartiertje van Duitsland. En breed hadden ze het ook niet in het gezin van de ambachtelijke dorpsslager Jean Reys. Te eten hadden ze gelukkig wel voldoende, want de creatieve vleeshouwer wist, bij wijze van spreken, de oren, de ogen en de krulstaart dusdanig van het varkenskarkas te scheiden, dat er iedere dag wel iets varkensachtigs de weg naar de hongerige magen van de familie Reys wist te vinden.

De armoede in combinatie met de plichtsgetrouwheid van ma en het onverbeterlijke optimisme en de creatieve ondernemersgeest van pa hadden gezorgd voor een sterk nageslacht dat met veel succes de maatschappelijke ladder heeft beklommen. De slagersgenen huisden in professoren, bestuursvoorzitters, een huisarts, en in het geval van Emiel, een bevlogen ondernemer.[/i]

Hij reed de route die hij de laatste maanden vaker had genomen. Routineus, ook inmiddels in deze speelgoed uitgave van wat men “auto” noemde, draaide hij het stuur en beroerde hij rem, gas en koppeling met zijn glimmende handgemaakte Italiaanse Rosetti schoenen. Je zou je kunnen afvragen of dit schoeisel niet een beetje over the top zou zijn voor het gezelschap waar hij nu naar op weg was. Een nutteloze vraag, want het waren de enige schoenen die hij had.

[i]Achttien jaar was Emiel. Een teruggetrokken buitengewoon slimme jongen. Eigenwijs ook. “Met een eigen willetje,” zoals zijn moeder liefkozend met nauwelijks verholen trots placht te zeggen. De middelbare school had hij met gemak doorlopen. Het diploma was een vanzelfsprekend eindresultaat. Dat Emiel het schoolse als beklemmend ervoer, was een ieder die hem in zijn tienerjaren had gadegeslagen wel duidelijk. Het had ook niemand verbaasd dat eigengereide Emiel er een poosje tussenuit wilde gaan. Op reis. Waar naar toe? Joost mag het weten. [/i]

[i]Met zijn beste vriend, zijn enige vriend eigenlijk, en rugzak op de duim richting het oosten. Liften was in die tijd een hele gangbare manier van reizen; goedkoop en de risico’s waren, anders dan hedentendage, verwaarloosbaar. Binnen een paar dagen liepen ze rond in Istanbul. Voor Emiel ging een nieuwe wereld open. Emiel vond Maastricht een grote stad en Amsterdam, waar hij enkele keren was geweest, was voor hem de ultieme metropool. Maar Istanbul leek van een andere wereld. De stad waar oost en west elkaar ontmoeten was een wespennest van krioelende auto’s, brommers en handkarren en de stad leek een grote markt waarin iedereen iets leek te verkopen, en dit dan niet op de joviale maar ingetogen manier waarop dat in de slagerij in Echt gebeurde, neen, het leek hier of de verkopers en potentiële kopers elkaar op leven en dood bestreden. En handelswaar werd hier veelvuldig betast, besnuffeld en beknepen, alvorens het definitief van eigenaar wisselde. [/i]

[i]Het onheilspellende geklaag dat uit de minaretten galmde deed hem denken aan het luchtalarm, dat iedere eerste maandag van de maand om 12 uur stipt de oorlogstrauma’s van zijn vader in Echt re-activeerde. De eerste moskee ten westen van de Bosporus moest in die tijd nog gebouwd worden, dus ook deze ervaring was voor Emiel volkomen nieuw.[/i]

[i]Terwijl Emiel al deze nieuwe ervaringen opzoog en ervan genoot, kwijnde Harald, Emiels vriend, een beetje weg. Het duurde niet lang tot ze beiden tot de conclusie kwamen dat het beter zou zijn als Harald terug naar huis zou gaan. Emiel bleef. Emiel kwam pas een jaar later terug in Echt. Met honderd gulden reisgeld heeft hij een jaar rondgezworven in India. Het heeft hem een rotsvast vertrouwen in zichzelf opgeleverd. Als je een jaar lang in je eentje in den vreemde van honderd gulden kunt rondkomen, dan red je het overal.[/i]

Hij draaide het parkeerterrein op. Hij keek naar het kantoor: grijs beton met donkere zonwerende beglazing. “Hier gebeuren kennelijk dingen die het daglicht niet kunnen verdragen,” dacht hij, “Vreemd, want ze pretenderen er nu juist de zaken die het daglicht niet zouden kunnen verdragen aan de kaak te stellen.” Het hart bonsde hem in de keel.

[i]Emiel was een ondernemer pur sang. Een entrepeneur. Een geboren leider bovendien en een motivator. Voeg daarbij een ongebreideld optimisme, een dito doorzettingsvermogen en de capaciteit om buiten de geijkte kaders te kunnen denken, en je kunt je voorstellen dat Emiel de zakenwereld als het ware werd ingezogen en met succes een bedrijf heeft opgebouwd. Zijn medewerkers droegen hem op handen en zijn klanten verpoosden graag met hem. Op de golfbaan, aan de dis in een gerenomeerd sterrenrestaurant of gewoon op kantoor. Financieel ging het Emiel voor de wind en ook de liefde wist hem te vinden. Een sprookjeshuwelijk en een wolk van een dochter maakten het plaatje compleet. Als Emiel niet zo verschrikkelijk hard en veel had gewerkt was hij nu waarschijnlijk nog met Marianne getrouwd geweest.[/i]

[i]Maar soms zit het ook tegen. Een op het eerste oog simpel buikgriepje heeft hem op de rand van de dood gebracht en hij heeft bijna zes maanden in het ziekenhuis gelegen. En de revalidatie daarna nam zeker zo lang in beslag. En zonder het charisma van Emiel liepen de zaken ook niet goed. Of was het misschien niet zo zeer vanwege zijn charisma, maar zijn moeite om zaken uit handen te geven, waardoor het bedrijf onbestuurbaar bleek, met Emiel aan het infuus? Het klinkt als een anekdote, Emiel die, voordat hij de operatiekamer werd ingereden nog snel even een aantal brandjes moest blussen en handtekeningen zetten. [/i]

[i]Toen de kruitdampen rond zijn ziekte waren opgetrokken en hij weer gezond was, werd het ook duidelijk dat zijn bedrijf aan het infuus lag. Het bedrijf is niet lang daarna ter ziele gegaan. Maar voor iemand die net de dood in de ogen heeft gekeken en die met kunst- en vliegwerk een jaar lang in India heeft overleefd was dit eerder een extra uitdaging dan een probleem. Een jaar later was Emiel weer in business, alleen waren de ambities gegroeid, net zoals zijn auto een maatje groter was gegroeid. “Als je van de ene op de andere dag alles kwijt kunt zijn kun je er maar beter van genieten als je het nog hebt.”[/i]

“Meneer Reijs, u hebt vorig jaar meer dan €100.000,= aan uw bedrijf onttrokken. U hebt zich daarmee schuldig gemaakt aan wat wij noemen paulianeus handelen. U hebt daarmee uw schuldeisers, waarvan wij, de belastingdienst er een zijn, benadeeld. Wij beschouwen dit bedrag als door u genoten salaris waarover u belasting schuldig bent. Bovendien leggen wij u een boete op vanwege uw verwijtbare gedrag, ” sprak de jonge functionaris klinisch. De curator, onberispelijk gekleed en met gouden designmontuur op de neus knikte instemmend. Emiel barstte in snikken uit. “Jullie maken mij kapot. Ik had een goedlopend bedrijf toen de bank zonder reden ineens mijn lening terugdraaide. Ik heb volledig te goeder trouw mijzelf een privelening verstrekt die ik na een eventuele verkoop van mijn bedrijf zonder problemen zou terugbetalen.”

Emiel zat aan de grond. Een jaar geleden had zijn huisbank ineens, vanwege een nieuwe credit policy de voor Emiels bedrijf noodzakelijke voorfinanciering stopgezet. Geen discussie over mogelijk. Een slopend jaar volgde waarin de weg naar faillissement steeds onafwendbaarder leek. En daar is het uiteindelijk dan ook op uitgedraaid. En met de uitkomst van het gesprek zojuist kwam daar ook nog eens een persoonlijk faillissement van Emiel bovenop.

Als verdoofd zweefde Emiel gang door, de trap af. “Alles weg! Alles weg!” was het enige wat Emiel kon denken. In de grote ontvangsthal, een enorme holle geluidskoepel, waarin ieder kuchje en iedere voetstap werd gepromoveerd tot een buitengewone akoestische sensatie, hoorde Emiel niets. Uitgerangeerd schuifelde hij naar de uitgang. De draaideur kotste Emiel naar buiten. De koele herfstlucht bestreek zijn neus. Het bracht hem enigszins bij zijn positieven. Hij zoog nu de lucht van gevallen bladeren en vochtig boomschors naar binnen en keek omhoog naar de waterige najaarszon. Zijn mondhoeken krulden aarzelend omhoog en een voorzichtige glimlach leek op zijn gelaat te verschijnen. En de woorden, die ik Emiel al zo vaak bij wijze van grap heb horen uitspreken als even tegenzat, gleden over zijn lippen:”Tja, ik kan natuurlijk altijd nog waterputten gaan slaan in Namibië.”

Met Emiel komt het wel weer goed.


Chris

Chris den Daas

7 reacties

Boukje · 17 juni 2011 op 21:21

Op de een of andere manier verlies ik de aandacht.
Mischien had het bondiger gemoeten…

Het verleden en het heden lijken ook niet zoveel met elkaar te maken te hebben. Terwijl dat volgens mij wel de bedoeling was…

Al met al niet zo sterk als je vorige.

Helma · 18 juni 2011 op 12:43

Je schrijft goed. Het idee van verleden en heden door elkaar is leuk. Het wordt misschien wat pakkender als je het heden echt in de tegenwoordige tijd schrijft.
De laatste zin vind ik een beetje een dooddoener en ontkracht de leuke afsluiter over de waterputten ervoor.
Maar hoe doet hij dat nou, een rugzak op de duim ?

Chris · 18 juni 2011 op 13:05

….en dat niet alleen, zijn beste vriend zat er ook nog op…..

Mup · 18 juni 2011 op 17:51

Goed verhaal, m.i. leg je over Emiel te veel uit, zou er dat liever zelf bij ‘bedacht’ hebben als lezer.
Het stuk over het gezin in Echt was ‘ech wel’ sterk.
De laatste zin is voor mij ook overbodig,

Groet Mup

arta · 19 juni 2011 op 11:08

Leuk, andere stijlen uitproberen. Aardig gelukt, wat brugprobleempjes en ik ben het met Helma eens over de tt in de tt schrijven, maar dat neemt niet weg dat dit absoluut een lezenswaardig verhaal is, Chris!

Chris · 19 juni 2011 op 12:31

Bedankt voor de reacties. Dat met die tijden, dat is voor mij bij dit sooort stukjes altijd een puzzel. De tt voelt niet helemaal goed, ik voel meer om de vt en de vvt te gebruiken. Ik plaats vandaag een stuk waarin ik de verschillen in tijdslijnen op die wijze za trachten aan te geven.

Mien · 21 juni 2011 op 11:49

Emiel Reys. Ik moest even aan een heel hard schreeuwende Rita denken. Maar dat terzijde.
Geslaagd experiment dit columnpie.

Mien

Geef een reactie

Avatar plaatshouder